vrijdag 31 oktober 2014

Muziek: lied aanleren

Goedenavond deze vrijdagavond.
Alweer de laatste opdracht voor muziek *huilt*

Ik moet eventjes zeggen dat ik de opdrachten van muziek echt leuk heb gevonden, bedankt daarvoor (:

Maar over tot de orde van de dag, het lied aanleren.
Ik heb in mijn klas, groep 4, aan de hand van een LVF (op basis van het OMOKVAR) een muziekles gegeven en gezorgd dat de leerlingen aan het einde van de les het liedje, in mijn geval 'Honderdduizend Blaadjes' onder begeleiding konden zingen.

Allereerst mijn inspiratie. Ik heb ook een meezingversie gebruikt, zonder zang, maar die staat er niet in.
https://www.youtube.com/watch?v=jT1k5XDx2ik

Als tweede mijn LVF:

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER
 
 
NAAM STUDENT
Anouk Dijkers
STUDENTNUMMER
1663471
 
 
KLAS
1A
STAGESCHOOL
De Violenschool
 
 
STAGEBEGELEIDER
Wendy Bakker
STAGEGROEP
Groep 4B
 
 
DATUM
28-10-2014
VAK / ONDERWERP
Muziekles
 

 

VOORBEREIDING
Omcirkelen:       Dit is een  leerkracht/ gedeeltelijk leerkracht-gedeeltelijk leerling/  leerling gestuurde les.
                          Dit is een zelfontworpen /  methode / combinatie les.
DOELEN VOOR DE LEERLINGEN
DOEL(EN)
+ Welk type doel; kennis en inzicht, vaardigheid of attitude gerelateerd?
+ Wat moet deze les opleveren (product, specifiek en meetbaar)?
+ Welk gedrag wil ik oproepen/ wat moeten de ll tijdens de les oefenen of ervaren (procesdoel)?
 
Het doel: de leerlingen kunnen aan het einde van de les met hulp het liedje ‘Honderdduizend blaadjes’ zingen.
De les moet ervoor zorgen dat een leerling na begeleiding het liedje met plezier gezamenlijk kunnen zingen.
 
Ik wil dat de leerlingen het leuk vinden om mee te doen. Tijdens muziek hoeven ze niet zoveel na te denken als bij bijvoorbeeld rekenen of taal en dus moeten ze plezier maken en het leuk vinden. Ik wil dus graag dat ze plezier hebben en dat ik merk dat ze het leuk vinden.  
LESSPECIFIEKE BEGINSITUATIE
KENNIS / VAARDIGHEDEN
+ Wat weten en/of kunnen de leerlingen al?
+ Van welke vakspecifieke theorie, didactiek, leerlijnen maak ik gebruik?
 
De leerlingen hebben in groep 1, 2 en 3 al met zingen te maken gehad. Ook hebben ze dit jaar al enkele liedjes aangeleerd.
Er wordt een meezingversie van ‘Honderdduizend blaadjes’ gebruikt.
Liedbundel Eigen-wijs
De domeinen die gebruikt worden zijn: zingen, luisteren.
ONDERWIJSBEHOEFTEN
+ Wat zijn de pedagogische en didactische onderwijsbehoeften van de groep?
+Indien van toepassing: Wat zijn specifieke individuele onderwijsbehoeften?
Voornamelijk bij K. en D. heb ik gemerkt dat ze zich heel erg gaan uitsloven tijdens de lessen die ik al gegeven heb. Ik zal daar dus rekening mee moeten houden tijdens de les en van te voren alvast duidelijk moeten zeggen wat ik van ze wil, zodat ze weten waar ze aan toe zijn. En dus ook consequent waarschuwen.
 
BELEVING
+ Op welke ervaringen kan ik aansluiten?
+ Actualiteit (leefwereld)
+ Betrokkenheid
 
De leerlingen hebben vaker gezongen en kunnen dit dus.
Ook is het bijna herfst en vallen de blaadjes al redelijk van de bomen, dus daar kan ik zeker wel wat mee.
MATERIALEN
MATERIALEN
+ Wat moet ik klaarleggen, welke leermiddelen gebruik ik?
+ Op welke manier laat ik de materialen de lesinhoud ondersteunen.
+ Welke methoden, bronnen gebruik ik. (APA)?
 
Er moet een boom op het bord getekend worden met nog enkele blaadjes aan de takken. Ook moet de meezingversie en de ingezongen versie klaarstaan.
Het materiaal is bedoelt om de leerlingen te laten zingen. Met de tekeningen erbij maakt dit het leuk en zorgt dit ervoor dat de tekst snel opgenomen word.
 
Liedbundel Eigen-wijs          ‘Meezingversie’
LESOPBOUW
 
TIJD
-- Min
ACTIVITEIT
Wat doe ik? Wat doen de leerlingen?
Vorm
ISK
INLEIDING
+ Verwachtingen / doelen duidelijk maken
 
Het doel: de leerlingen kunnen aan het einde van de les met hulp het liedje ‘Honderdduizend blaadjes’ zingen.
Ik vertel de kinderen dat ze vandaag een liedje gaan leren
Ik vertel aan de leerlingen wat ik van ze verwacht wat betreft gedrag.
-          Geen geschreeuw, maar gezang.
-          Niet door de zang heen praten, überhaupt niet door de juf heen praten
-          Als je het even niet meer weet, zing je niet mee of steek je na de zin of liedje je vinger op
Op het bord staat een bijna kale boom met nog enkele blaadjes aan de takken. Ik vertel de kinderen dat de laatste blaadjes vallen. Luister maar. Je tekent de lijn bij blaadje 1 en laat op bzzzzz horen hoe het blaadje valt. De kinderen herhalen dit.
Stimuleer de kinderen om op een steeds hogere toon te beginnen door een hoger blaadje te nemen. (Bijvoorbeeld 2 en daarna 3).       ‘Hoe klinkt het als dit blaadje valt?’ ‘Sommige blaadjes worden door de wind weggeblazen en vallen heel raar.’ Laat de lijn van blaadje 4 horen. Wie kan er een ander voorbeeld verzinnen en tekenen?
 
KERN
Houd rekening met:
LESSTOF
+ Welke informatie komt aan bod, in welke volgorde en aan wie?
+ Hoe maak ik de lesstof toegankelijk en overzichtelijk?
+ Welke vragen stel ik en aan wie?
+ Heb ik goed voor ogen wat ik met deze les wil bereiken?
+ Pendelen tussen leerstof, leerling en leefwereld.
WERKVORMEN
+ Welke werkvormen kies ik en voor wie?
+ Hoe zorg ik voor voldoende variatie in werkvormen?
BEGELEIDING
+ Welke positieve kenmerken zijn er en hoe speel ik daar op in?
+ Hoe speel ik in op onderwijsbehoeften?
+ Hoe cluster ik de kinderen in groepen.
+ Hoe stimuleer ik de motivatie van leerlingen?
+ Hoe geef ik feedback aan leerlingen?
GROEPS
MANAGEMENT
+ Wat kan ik al voorzien en hoe reageer ik daarop
+ Beurtverdeling
+ Pakken en opruimen materialen
+ Regels, afspraken
 
Vertel de kinderen dat ze gaan luisteren naar een lied waarin blaadjes van een boom afvallen. Je hoort dat de blaadjes met een grappig geluidje op de grond neerkomen. Luister met de kinderen naar het lied. Als je wilt mag je alvast proberen mee te zingen.
Kennen de kinderen de tekst van het lied inmiddels al? Ik vraag aan ze wat ze onthouden hebben en laat de tekst op het bord zien.
Ik onderstreep de laatste twee regels. De kinderen zingen eerst alleen de onderstreepte regels en daarna het hele lied. Zo kan ik kijken of ik woorden of zelfs regels kan doorstrepen.
Mocht er tijd over zijn, kan je nog improviseren dat een kind als blaadje naar beneden valt, of dat de kinderen ipv ‘op de grond’ zelf een ritme bedenken dat net zo lang duurt. Dan moet ik wel op tijd kinderen aanwijzen.
 
Ik ga zorgen dat ik streng optreed, mocht dit nodig zijn.
-          Hoeveel waarschuwingen ga ik geven?
-          Wat is mijn consequentie als ze niet luisteren?
 
 
KLAAR / NIET KLAAR
+ Wat kan een leerling doen als hij klaar / niet klaar is?
 
 
 
 
 
 
 
 
Bij deze les doet iedereen mee en is iedereen tegelijk klaar.                    Het kan dus niet voorkomen dat een leerling eerder klaar is of niet klaar is.
 
 
 
 
 
 
AFSLUITING
+ Hoe bespreek ik de les na?
+ Hoe controleer ik of leerlingen de doelen hebben bereikt?
+ Hoe evalueer ik de les met de leerlingen?
 
 
Vragen hoe ze de les/oefening vonden.
Vertellen wat ik van de les vond.
 
OVERGANG
+ Hoe zorg ik voor een overgang naar de volgende les?
 
 
Er hoeft niks opgeruimd te worden, dus zodra ik vind dat de les is afgelopen laat ik dit de kinderen weten.
 
 


EVALUATIE STUDENT
 
Heb ik mijn doelen bereikt?
+ Indien niet allemaal, dan per doel omschrijven wat je niet bereikt hebt wat daar een mogelijke oorzaak van is en wat je de volgende keer gaat doen om dat doel wel te bereiken?
 
 
 
EVALUATIE PRAKTIJKOPLEIDER
 
KIJKVRAAG PRAKTIJKOPLEIDER
+ Ik wil mijn praktijkopleider vragen om te kijken naar….
Voor aanvang van de les aangeven door de student
-          Vragen waar ik nog beter op moet letten
-          Vragen wat goed ging en waar ik zeker niks aan moet veranderen
-          Hoe ik dit meekan nemen in een volgende les muziek
DOELEN LEERLINGEN
+ Zijn de doelen voor de leerlingen behaald?
+ Is het de student gelukt om het gedrag op te roepen dat de bedoeling was?
 
HANDELEN STUDENT
+ Werd de lesstof op een passende manier aangeboden?
+ Hoe verliepen de voorbereiding en organisatie van de activiteit?
+ Hoe was het contact met de leerlingen?
 
 
 
 
 
 
 
 
Waarmee kan de student het meest tevreden zijn?
 
Belangrijkste aandachtspunt voor de volgende keer
 

 
 
En als laatste mijn ingezongen versie.



 
Dat was het dan voor muziek!
Tot snel weer.
xoxoxoxo

Muziek: luisteropdracht

Geachte dames en heren.

We zijn al op de helft voor muziek.
Voor nu de luisteropdracht.

Ik heb een muziekstuk gekozen en aan de hand daarvan het stappenplan gevolgd.
Ik vond het lastig om te bedenken, maar ik vond het muziekstuk echt superleuk.
Natuurlijk omdat ik het zelf ook deels kan spelen!

Mijn muziekstuk:
https://www.youtube.com/watch?v=H2-1u8xvk54

Daarbij heb ik ook nog de bladmuziek gebruikt:

 
 
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Dan heb ik nog mijn luisteropdracht,
Succes!
 
Luisteropdracht Comptine d'un autre été van Yann Tiersen.
Klank, vorm, betekenis:
Klank: Het muziekstuk heeft een opvolging van lange en korte klanken. Lange klanken worden zacht en rustig gespeeld. Korte klanken worden hard en snel gespeeld. De ‘achtergrond’ melodie is een herhaling. Die hoor je langzaam en heeft lange klanken. De andere melodie verandert steeds van korte en lange klanken. En van langzaam in snel en weer in langzaam. De twee melodieën vullen elkaar aan en ze spelen samen, zodat het stuk bij elkaar hoort.  
Vorm: De ‘achtergrond’ melodie wordt elke regel weer herhaald. Dit gebeurt het hele stuk door. De andere melodie is een combinatie van herhaling en variatie. Het muziekstuk komt uit de film Amèlie. Het gaat over een jonge vrouw die probeert te helpen en verbeteren van de levens van mensen om haar heen. Comptine d’un autre été heeft een melodisch motief. ‘Speel e e – b – g e – b – e e – b – g e – b voor en iedereen roept ‘Comptine d’un autre été’ of in sommige gevallen ‘Amèlie’. Het muziekstuk wordt daarom ook wel een ostinaat genoemd.
Betekenis: Ik heb al eerder verteld dat het muziekstuk gebruikt wordt in een film. De film gaat over een jonge vrouw die probeert te helpen en verbeteren van de levens van mensen om haar heen. De muziek is daar op gebaseerd en heeft dus zeker een betekenis. De sfeer is een beetje droevig. Alsof ze ergens op wacht. Het heeft daarom een psychologische functie. Het laat je ergens over nadenken. Ik zelf zag mezelf dit al spelen, wat ik ooit heb moeten doen. Echte gevoelens had ik er niet bij. Wel een droevige, trieste sfeer, zoals ik net al zei, maar verder voelde ik er zelf niet meer bij. De letterlijke vertaling is: “aftelrijmpje voor een andere zomer: de middag”.
Luisterstijlen:
De musicerende luisterstijl: Kinderen die zingen, een instrument spelen of op een andere manier in aanraking gekomen zijn met muzieknoten en deze weten te lezen, zouden dit best musicerend kunnen bekijken. Ik zelf heb bijna 10 jaar lang piano gespeeld en heb Comptine d’un Autre été meerdere keren moeten spelen. Ik zou de bladmuziek zo voor me kunnen zien. Ik denk dus niet dat ik de enige ben.
De motorische luisterstijl: Dit muziekstuk kan je best gebruiken om op te dansen. Vooral bij ballet zal dit een gewild stuk zijn. Leerlingen die dansen zullen dit dus best voor zich kunnen zien.
De creatieve luisterstijl: Alleen van toepassing als Amèlie gezien is.
Hoe kinderen luisteren: Kinderen luisteren met hun oren. Meestal horen ze dan de helft niet omdat ze te druk zijn met hun eigen dingen. Als je een kind van de basisschool vergelijkt met een pianist, zal het kind meer letten op de klanken en de verschillen daarvan herkennen, terwijl een pianist de noten waarschijnlijk zo kan naspelen en let op maten, regels etc.
Wat je ze kunt laten ontdekken: Je kunt ze vertellen wat alles inhoud, dus wat een maat is en wat een regel. Je kan ze het bladmuziek geven en het ze laten naspelen met veel begeleiding. Je kan ze ook zelf laten experimenteren. ‘Vertel nou is hoeveel verschillende klanken je hoort’. ‘Zijn deze hard of zacht? Kort of lang?’ Je kan allerlei kanten op.
Opdrachten koppelen aan het muziekstuk:
(Je bent natuurlijk afhankelijk van welke groep je voor je neus hebt. Ik heb zelf nu klas 4 en ga dit bedenken vanaf hun gedachtegang en kennis.)
Als ik zo’n lied zou moeten laten luisteren aan groep 4, zou ik ze eerst uitleg geven over wat een maat is en hoe je die kan horen, wat een regel is en wat hard en zacht, kort en lang, hoog en laag is. Gewoon spelenderwijs. Die kinderen komen tenslotte bijna allemaal vanaf 0% ervaring. Daarbij zou je kunnen begeleiden op de piano, maar hoeft niet. Ik zou dat wel doen. Een hele uitgebreide uitleg is voor groep 4 zeker nodig.
Daarna denk ik dat ze genoeg weten om het stuk te kunnen doen.            Ik zou ze vragen stellen die ik daarvoor heb uitgelegd. Hier een aantal voorbeelden:
1.   Wat is een maat?
2.   Hoeveel maten heeft dit deel van het muziekstuk?
3.   Heeft dit muziek stuk meer korte of meer lange klanken?
4.   Wat is een regel?
5.   Hoeveel regels heeft dit deel van het muziekstuk?
Je zou hierbij kunnen kiezen uit open, gesloten, meerkeuze of sorteervragen, afhankelijk van je doel en groep. Bij groep 4 moet je niet te moeilijke vragen gaan stellen, want het meeste weten ze dan toch niet te beantwoorden. Bij een groep 8 bijvoorbeeld, zou je niet zo’n uitgebreide uitleg hoeven geven, maar gewoon een snelle herhaling. Daar zou je als je dat zou willen, ook moeilijke vragen kunnen stellen.
 
Wat doen de kinderen: tijdens het beantwoorden van de vragen zullen ze aan het musiceren, luisteren en aan het noteren zijn. Sommige kinderen zullen bewegen, omdat deze moeten dansen als ze muziek horen (de kinderen die op dansen zitten).
Mocht je nog tijd hebben / zin hebben om de leerlingen het muziekstuk op een instrument te laten spelen zijn ze aan het bewegen, musiceren, spelen.
Didactische werkvorm:
Aan het begin is het vooral instructievorm. De kinderen luisteren naar wat jij te zeggen of te spelen hebt en zijn verder stil, tenzij er een dringende vraag is.
Tijdens de activiteit zelf is een combinatie van spelvorm en interactievorm. De kinderen zijn bezig met de opdrachten of spelen, alleen of samen, en blijven bezig.
Tijdens het nabespreken is er interactievorm. De kinderen vertellen hoe het was en bespreken de opdrachten na.
Dit gebeurt allemaal klassikaal.
Coöperatief leren: Je kan de kinderen laten samen werken door ze de opdracht samen te laten doen, er een soort spel van maken. Verdeel de groepjes en geef ze een papier om de antwoorden op te schrijven. Het groepje met de meeste goede antwoorden wint.
Verrassende opening: Het muziekstuk eerst zelf spelen als intro, of überhaupt een muziekstuk op de piano spelen is verrassend genoeg lijkt me. Dan krijg je de kinderen zeker wel stil.
Nabespreken: Nadat alle opgaven besproken zijn, waar meestal nog wat extra uitleg bij nodig, is wat ik meestal doe nadat ik een les of activiteit heb gegeven, vragen wat de kinderen ervan vonden en wat ze er nog van weten. ‘Wat ging goed?’ of  ‘Wat ging niet zo goed?’ zijn dan ook veelgestelde vragen.